Feochromocytoom: goed- of kwaadaardig?

Publicatiedatum: 17 november 2025

Wanneer er een gezwel wordt ontdekt is een van de meest prangende vragen voor de patiënt of de tumor goedaardig (‘benigne’) of kwaadaardig (‘maligne’) is. Een punctie, biopt of chirurgische verwijdering van het gezwel biedt meestal uitsluitsel. De patholoog is gespecialiseerd in het stellen van de definitieve diagnose via microscopische beoordeling van cel- en weefselkenmerken (cytologie en histologie), weefselkleuringen (immuunhistochemie) en moleculaire markers (bijvoorbeeld DNA veranderingen).

Maar specifiek voor bijniertumoren kan het heel lastig zijn om het oordeel benigne versus maligne te vellen.
Zo laat de patholoog ons op dit vlak helaas in de steek bij de diagnose feochromocytoom. Dit is een bijniermergtumor die een overmaat aan stresshormonen (adrenaline, noradrenaline, dopamine) produceert, vaak leidend tot aanvallen van hoofdpijn, hartkloppingen en zweten. Een vergelijkbare tumor kan ook buiten de bijnier ontstaan, namelijk vanuit zenuwknopen in borst/buik/bekken of hoofd/hals. Dan wordt het een paraganglioom genoemd.

Invasief = onderzoek in het lichaam,
Niet invasief = onderzoek buiten het lichaam

Het bewijs voor feochromocytoom/paraganglioom wordt vaak al geleverd met niet invasief onderzoek, namelijk op basis van hormonale markers in bloed of urine. Dat maakt een biopt  van een stukje tumor overbodig. En dat is maar goed ook want het aanprikken van de tumor kan in theorie een acuut lek van stresshormonen veroorzaken, met gevaarlijke bloeddrukstijging en hartritmestoornis tot gevolg.

De meeste patiënten met feochromocytoom/paraganglioom zijn geholpen met het verwijderen van het gezwel. En daarna zouden zowel de patiënt als het behandelteam graag precies van de patholoog willen horen of het kanker is of niet.
Maar helaas bieden de gebruikelijke kenmerken van agressieve tumorcellen zoals een hoge delingssnelheid en een ‘wild’ uiterlijk de patholoog geen houvast. Ook de begrenzing van de tumor en eventuele ingroei in bloed- of lymfevaten zijn niet richtinggevend, in tegenstelling tot bij de meeste andere kankerdiagnoses. De WHO classificeert deze tumoren daarom niet meer als ‘benigne’ of ‘maligne’ omdat elk feochromocytoom/paraganglioom potentieel uitzaaiingen (‘metastasen’) kan ontwikkelen. De kans hierop is in het algemeen 10-15% levenslang. Gelukkig gedragen de meeste zich dus goedaardig. Kwaadaardigheid kan dus alleen definitief worden vastgesteld wanneer er op een scan aanvullende tumoren worden aangetoond in lymfeklieren, het skelet, de lever of de longen.

Bron: BijnierNET