Publicatiedatum: 17 april 2025
Zorgverzekeraars zijn niet de populairste organisaties. Het gaat ze alleen maar om het geld en niet om de zorg, is een veelgehoorde aantijging. Dat zorgverzekeraars geen winst mogen uitkeren, vergeten de critici daarbij voor het gemak. De meeste zorgverzekeraars zijn coöperaties. Als ze geld overhouden, versterken ze de buffers of drukken ze de zorgpremie. Hoe doen zorgverzekeraars het dan financieel? Voor het gemak kijken we naar de jaarverslagen van de vier grootste. CZ, Menzis, VGZ en Zilveren Kruis hebben bij elkaar een marktaandeel van 84,7%. De geldstromen van het zorgverzekeringsstelsel zijn behoorlijk ingewikkeld, maar hier kunnen we het simpel houden.
De grote zorgverzekeraars hebben meerdere merken en producten. Ze incasseren premies voor de basisverzekering, het verplichte deel waarvan de samenstelling vaststaat. Daarnaast verkopen ze aanvullende verzekeringen, bijvoorbeeld voor mondzorg of fysiotherapie. De verschillen zijn klein, het aanbod is soms verwarrend.
Aan de uitgavenkant staan in de eerste plaats de uitkeringen, in jargon de schadelast. De bedrijfskosten zijn, in historisch perspectief en vergeleken met het buitenland, laag: zo’n 2% tot 3% van de premie-inkomsten. Zorgverzekeraars hebben hun geld niet op een spaarrekening staan. Ze beleggen een deel (vrij voorzichtig) op de beurs, in obligaties en aandelen. Dat kan geld kosten en opleveren.
In 2024 maakten de grote vier allemaal winst — dat noemen ze zelf liever een ‘positief resultaat’. Waren Nederlanders vorig jaar opvallend gezond? Nee, dat was het niet. De zwarte cijfers zijn grotendeels te danken aan goede beleggingsresultaten. Neem VGZ: de Arnhemse organisatie noteerde een plus van €250 mln op een omzet van €14,4 mrd. Daarvan was €229 mln te danken aan beleggingen.
Bron: Academie Nieuwe Zorg