Inhoudsopgave
Primaire bijnierschorsinsufficiëntie
De meest voorkomende klachten en problemen bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie zijn:
Er wordt onderzoek gedaan naar de hoeveelheid cortisol in het bloed. Een te laag cortisol kan worden ontdekt door ’s ochtends vroeg het cortisolgehalte in het bloed te bepalen. Indien het cortisol zeer laag is, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie. Vaak is er nog een ander onderzoek nodig. Dat onderzoek is een ACTH-test. Indien het cortisol onvoldoende stijgt na toediening van het ACTH, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie. Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie is het hormoon ACTH sterk verhoogd. Daarnaast kunnen vaak ook andere afwijkingen in het bloed worden gezien, zoals een verlaagd aldosteron, een hoog renine en een verlaagd DHEAS. Soms is er een laag natrium en een verhoogd kalium in het bloed aantoonbaar. Er wordt vervolgens gekeken naar de aanwezigheid van antistoffen tegen de bijnieren. Indien de antistoffen verhoogd zijn, dan is de oorzaak dus een auto-immuunziekte. Indien er geen antistoffen worden ontdekt, wordt een CT-scan van de bijnieren gemaakt. Hierbij kan gekeken worden naar aanwezigheid van verkalkingen (die worden vaak gezien bij tuberculose), een bloeding, tumoren of andere afwijkingen van de bijnieren.
Secundaire bijnierschorsinsufficiëntie
De meest voorkomende klachten en problemen bij secundaire bijnierschorsinsufficiëntie zijn:
Daarnaast kunnen er klachten en problemen ontstaan door een te laag gehalte aan andere hormonen, zoals het schildklierhormoon, geslachtshormonen, groeihormoon of antidiuretisch hormoon. De hypofyse maakt immers niet alleen het hormoon voor het stimuleren van de bijnieren, maar maakt ook andere hormonen die op hun beurt andere endocriene organen stimuleren.
Er wordt onderzoek gedaan naar de hoeveelheid cortisol in het lichaam. Een te laag cortisol kan worden ontdekt door ’s ochtends vroeg het cortisolgehalte in het bloed te bepalen. Indien het cortisol zeer laag is, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie.
Bij secundaire bijnierschorsinsufficiëntie is het hormoon ACTH normaal of verlaagd. Vaak is er nog een ander onderzoek nodig, omdat de waarde van het cortisol in het bloed onvoldoende duidelijkheid geeft. Er zijn verschillende mogelijkheden:

Vervolgens wordt nader onderzoek gedaan naar de oorzaak van de secundaire bijnierschorsinsufficiëntie. Soms zijn er al aanwijzingen voor een mogelijke oorzaak vanuit de medische voorgeschiedenis. Om eventuele afwijkingen van de hypofyse in beeld te brengen, wordt een MRI-scan gemaakt.
Bijnierschorsinsufficiëntie door medicatiegebruik
Bijnierschorsinsufficiëntie door medicatiegebruik (steroïd-geïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie) ontstaat door het gebruik van medicijnen die cortisol of synthetische vormen van cortisol bevatten. Sommige medicijnen bevatten cortison of synthetische vormen van cortisol. Deze stoffen kunnen in allerlei soorten medicijnen voorkomen, zoals crèmes, zalven of shampoo, injecties, inhalatiemedicatie bij longziekten of tabletten. Deze medicijnen onderdrukken de normale werking van de hypothalamus, de hypofyse en de bijnieren en leiden tot bijnierschorsinsufficiëntie.
Vaak bestaan er geen klachten en ontstaan er alleen klachten of problemen bij situaties waarbij normaal gesproken meer cortisol nodig is, zoals bij ziekte, een operatie of hevige stress. Onder deze omstandigheden is het lichaam niet in staat om voldoende cortisol te maken.
Mogelijke klachten en problemen bij een steroïd-geïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie zijn:
Om de diagnose te stellen wordt eerst in kaart gebracht welke medicijnen er worden gebruikt die steroïden bevatten. Hierbij wordt gevraagd naar het gebruik van tabletten of capsules, injecties, crèmes of zalven, inhalatiemedicijnen, neussprays of andere supplementen die mogelijk steroïden bevatten. Daarnaast wordt in kaart gebracht hoe hoog de dosering en wijze van gebruik van deze medicijnen is geweest. Soms bestaan door het gebruik van deze medicijnen juist klachten van een exogeen syndroom van Cushing. Bijnierschorsinsufficiëntie treedt op indien hoge doseringen gedurende langere tijd zijn gebruikt en de medicatie niet langzaam wordt afgebouwd. Bij sommige mensen ontstaat geen bijnierschorsinsufficiëntie, terwijl dat bij andere mensen juist wel ontstaat. Mogelijk speelt een individuele gevoeligheid een rol.
Het is niet goed te voorspellen bij wie wel en bij wie geen steroïd-geïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie ontstaat. Onderzoek naar een steroïd-geïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie is erg lastig. Sommige medicijnen hebben bijvoorbeeld invloed op de bepaling van cortisol in het lichaam. De enige manier om een duidelijk beeld te krijgen, is het afbouwen van de steroïd bevattende medicijnen. Dit is echter alleen mogelijk als de onderliggende aandoening, waarvoor de steroïd bevattende medicijnen wordt gegeven, onder controle of genezen is. Als de steroïd bevattende medicijnen voldoende of geheel zijn afgebouwd, kan bloedonderzoek worden gedaan (ochtend cortisol). Soms wordt daarna nader onderzoek ingezet (ACTH test).
Bronnen: Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie, BijnierNET