Publicatiedatum: 24 juli 2025

Adrenocorticaal carcinoom, of bijnierschorskanker, is een zeldzame diagnose die jaarlijks bij 1 tot 2 op de miljoen mensen wordt gesteld. De diagnose kan op verschillende manieren aan het licht komen, namelijk als er sprake is van een overmatige hormoonproductie vanuit de bijnier waarbij klachten ontstaan (voornamelijk door cortisol en androgenen) of door pijnklachten ten gevolge van de tumor. Maar bij een steeds groter percentage wordt de diagnose gesteld als toevalsbevinding op een scan die om een andere reden werd gemaakt.  De kans op genezing van bijnierschorskanker hangt sterk af van de mate waarin de kanker zich heeft verspreid en of de kanker volledig kan worden verwijderd. De behandeling van bijnierschorskanker kan uitdagend zijn, mede gezien het feit dat het een zeldzame diagnose is en degelijk uitgevoerde onderzoeken met grote groepen patiënten ontbreken. Om die reden is het van belang dat behandeling van bijnierschorskanker gecentreerd wordt en plaatsvindt in een expertisecentrum waar een behandelteam aanwezig is, bestaande uit een ervaren chirurg, endocrinoloog, oncoloog en radiotherapeut, waarbij ook de expertise van de radioloog en patholoog van belang is.  Onderzoek wijst uit dat sinds de behandeling gecentreerd is in expertisecentra de overleving is verbeterd.

Alhoewel we ten aanzien van de behandeling nog voor veel uitdagingen staan wil ik door middel van dit overzicht een update geven ten aanzien van de huidige adviezen.

Operatie
De hoeksteen van de behandeling van bijnierschorskanker is een volledige verwijdering van de bijnier door middel van een operatie, ook wel open adrenalectomie genoemd. Het is van belang dat de tumor in zijn geheel wordt verwijderd. Met noemt dit een radicale (R0) resectie. Vervolgens wordt de tumor opgestuurd naar de patholoog die onderzoekt of de tumor inderdaad volledig verwijderd is en wat de delingsgraad is (Ki67 index). Op het moment dat er sprake is van een tumor beperkt tot de bijnier die volledig verwijderd is en de delingsgraad laag is, is het niet nodig om aanvullende behandeling te geven en zal er overgegaan worden tot regelmatige follow-up door middel van CT scans.

Bron: BijnierNET